Enkele basisprincipes over groei en ontwikkeling van gras

Weidegrassen bestaan uit een verzameling van scheuten die jaarlijks vernieuwen. Ze leven slechts één jaar. Omdat iedere generatie scheuten zijn eigen wortelstel ontwikkelt, blijft een grasplant eeuwig jong. De generatiewisseling van de scheuten valt in mei tot juni, met een verschil volgens de uitbating tussen maaien en grazen.

Grazen

Het aftoppen van de schietende overjarige scheuten (voorjaarsscheuten) gebeurt gespreid over verschillende graasbeurten. Ook wordt de levensduur van die voorjaarsscheuten verlengd door een vertraging van hun ontwikkeling. Die spreiding van het afsterven van voorjaarsscheuten heeft tot gevolg dat de nieuwe spruiten ruim de kans krijgen om zich te ontwikkelen, terwijl de oude generatie geleidelijk verdwijnt. Er is dus een overlapping van scheutgeneraties.

Maaien

De voorjaarsscheuten kunnen in het voorjaar ongehinderd in ontwikkeling gaan. Ze zuigen hierbij massaal alle koolhydraten naar zich en verstikken de opkomende vegetatieve spruitjes. Bij maaien vanaf 10 mei, zeker vanaf 15 - 20 mei, worden alle voorjaarsscheuten masseel en tegelijkertijd 'onthoofd', zonder dat er een nieuwe generatie scheuten klaarstaat. Hergroei gebeurt nu vanaf de basisknoppen, gebruikmakend van de stoppelreserves. Omdat alle blad verwijderd is, is er immers geen fotosynthese meer. Daardoor ontstaat een generatiekloof, een midzomerdepressie in de grasgroei. Bij slechte uitbating kan dit leiden tot zomersterfte. De plant kent geen hergroei. Er blijft een kale plek over die wordt ingenomen door ongewenste planten.

Schematische voorstelling van de levens- en ontwikkelingscyclus van de grasscheuten, gekoppeld aan de groeisnelheid van het gewas:

Zowel bij begrazing als bij maaien, zullen de zomerscheuten fysiologisch totaal verschillen van de voorjaarsscheuten. Ze vertonen geen bloemaanleg (voor Engels raaigras), geen halmverlenging en hebben ook een zwakkere groeisnelheid dan het voorjaarsgras. Dit voorjaarsgras is natuurlijk dezelfde generatie scheuten die voor de winter zomergras was, maar fysiologisch veranderde.

Mengselkeuze

De keuze van grasmengsel wordt bepaald door:

  • het beoogd toekomstig gebruik (overwegend begrazen of maaien)
  • de intensiteit van de uitbating (veebezetting)
  • de mate van bemesting (meer of minder N-gift)

Engels raaigras biedt een ideale combinatie van rassen met een verschillende doorschietdatum. De doorschietdatum bepaalt wanneer het meeste gras kan verwacht worden. Hoe vroeger die datum valt (hooitype), des te eerder kan begraasd worden of hoe zwaarder de eerste snede is (bij eenzelfde maaidatum).

  • uitsluitend of overwegend maaien - vroege en halflate rassen
  • begrazing in het voorjaar - halflate rassen
  • uitsluitend of overwegend begrazing - halflate en late rassen

Combinatie van verschillende doorschietdata

Bij de combinatie van de Engelse raaigrassen in een mengsel mogen de doorschietdata niet te ver uit elkaar liggen. Dit is vooral het geval wanneer er naar beweidingsruimte per ras wordt gekeken. Onder beweidingsruimte wordt verstaan de tijdsduur tussen het moment dat het gewas voldoende lang is om te benutten en het tijdstip van doorschieten (zowel in de eerste als in volgende snede). Na het doorschieten nemen zowel bij beweiding als bij stalvoedering de smakelijkheid en de opname sterk af. Ook nemen dan de verliezen toe.

Bij jong gras zonder stengels (voorjaar) of een bladrijke graskuil met een VCOS (verteringscoëfficiënt van de organische stof) boven de 80%, kan dit leiden tot een rantsoen. De passagesnelheid in het verteringskanaal ligt te hoog en de vertering van de celwanden is onvolledig. De aanwezigheid van enkele stengels van tetraploïden in de voorjaarsweide is dan aan te raden.

Met een weidemengsel met verschillende groeipieken wordt maximaal geprofiteerd van de grasgroei. Bij vroege types is de beweidingsruimte wel enger. Het inschakelen van een weidebloter is na het beweiden noodzakelijk. Is dit niet mogelijk, dan kunnen halflate en late types van Engels raaigras gebruikt worden met een maximaal verschil in doorschietdatum van 14 dagen.

Een weidemengsel van rassen met verschillende groeipieken geeft een constantere grasproductie over het ganse groeiseizoen met een afgezwakte zomerdepressie.

Doorschietdata van rassen

Constantere productie door toepassing van rassen met verschillende doorschietdata

Diploïden of tetraploïden

Tetraploïden bij Engels raaigras hebben een vlugge opkomst, een snellere groeihervatting na de winter en gemiddeld een lagere vatbaarheid voor roest. Ze worden over het algemeen korter afgegraasd dan diploïden, zodat namaaien of bloten minder frequent moet gebeuren. Ook gaan ze korter de winter in, wat de wintervastheid meestal ten goede komt. Doordat ze een wat minder gesloten zode vormen, zijn ze toleranter voor andere plantensoorten dan diploïde rassen.

In de praktijk worden tetraploïden meestal samen met diploïde rassen uitgezaaid. Zo wordt een goed gesloten zode en een goede grasopname verkregen. De tetraploïde rassen mogen dan duidelijk vroeger zijn dan de diploïden van het mengsel. In het voorjaar worden zij immers goed afgegraasd, zelfs als zij wat stengelig worden.

Concurrentievermogen

Het concurrentievermogen van soorten of rassen wordt bepaald door:

  • snelheid van opkomst en ontwikkeling
  • standvastigheid
  • ziekteresistentie
  • betredingstolerantie
  • wijze van uitbating
  • grondsoort

Goede rassen van Engels raaigras zullen door de vlotte ontwikkeling en de goede standvastigheid soorten zoals beemdlangbloem en timothee vaak geleidelijk aan verdringen. Na een strenge winter kan timothee door zijn goede wintervastheid een meerwaarde betekenen voor de graszode. In paardenmengsels kan veldbeemdgras gebruikt worden, aangezien paarden heel kort afgrazen. Bij maaien zullen timothee en beemdlangbloem iets meer naar voren komen dan bij beweiden.

Mengsels in functie van stikstofgift en uitbating

Tijdige herinzaai van een oude laag productieve zode is, zeker in het kader van tijdelijke weiden, rendabel naar opbrengst. Daarnaast is het ook positief naar N-rendement. Weidevernieuwing biedt de mogelijkheid om de beschikbare stikstof beter en efficiënter te gebruiken. Niet alleen is de totale opbrengst van dit jong nieuw ingroeiend grasland hoger, ook de kwaliteit is beter. De eerste voorjaarssnede is vroeger en productiever, zeker na een wat hardere winter.

Een nieuwe weide op akkerland heeft het eerste jaar een extra N-behoefte. Weidevernieuwing en vooral tijdelijke weide in vruchtwisseling laat ook toe de stikstofaanwezigheid in de zode te recycleren en efficiënter te gebruiken. Daarmee kan de totale N-input in het volggewas verminderen.

De bemesting, en meer in het bijzonder, de N-gift bepalen in sterke mate de mengselkeuze. Intensieve uitbating zal automatisch leiden tot enkelvoudig mengsel. Door het sterk concurrerend vermogen van Engels raaigras bij een hogere N-gift, komen andere grassoorten vaak nauwelijks aan bod. Bij een extensieve uitbating met minder dan 250 eenheden stikstof is een complex mengsel op zijn plaats, met beemdlangbloem en lammerstaart naast Engels raaigras. Ook kan klaver worden ingezaaid.

Mengselkeuze voor blijvend grasland

Witte klaver is een vlinderbloemige die stikstof fixeert uit de lucht en aan de bodem ter beschikking stelt. Het levert een substantiële bijdrage aan de productie als het (Engels) raaigras minder groeit (juli-augustus) en verbetert de smakelijkheid.

Witte klaver is een moeilijk te beheersen weidecomponent. Bij overwegend maaien en bij minder gunstige groeiomstandigheden van het gras, kan het zich sterk uitbreiden. Reeds bij een matig aandeel witte klaver in het bestand worden, vanwege een verhoging van de productie, de extra zaaizaadkosten al goed gemaakt.

Complexe weidevernieuwing die timothee, beemdlangbloem, veldbeemdgras of witte klaver bevatten, moeten tijdig in de nazomer (voor 1 september) worden gezaaid. Ondanks hun trage opkomst kunnen zij zich dan toch nog vestigen in de Engelse raaigraszode.

Het belang van gecertificeerd zaaizaad

Kom alles te weten over gecertificeerd zaaizaad.

Teelt van eiwithoudende gewassen

Kom meer te weten over het belang van de teelt van eiwithoudende gewassen.